BURGERLIJK WETBOEK - BOEK VIII : "Bewijs"

Boek 8 in het Burgerlijk Wetboek, het boek over bewijsrecht.

Inwerkingtreding: 01-11-2020

Afdeling 3 : VOORWERP VAN HET BEWIJS

Art. 8.3. Algemene regel

Behalve in de gevallen waarin de wet anders bepaalt, moeten feiten of rechtshandelingen worden bewezen wanneer ze aangevoerd en betwist zijn. Algemeen bekende feiten of ervaringsregels moeten niet bewezen worden. Het recht, zelfs buitenlands, moet niet bewezen worden.

 

Afdeling 4 : BEWIJSLAST 

 

Art. 8.4. Regels die de bewijslast bepalen. 

Hij die meent een ander in rechte te kunnen aanspreken, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die daaraan ten grondslag liggen. 
Hij die beweert bevrijd te zijn, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die zijn bewering ondersteunen. Alle partijen zijn gehouden om mee te werken aan de bewijsvoering. In geval van twijfel wordt hij die de door hem beweerde rechtshandelingen of feiten moet bewijzen, in het ongelijk gesteld, tenzij de wet anders bepaalt. 

De rechter kan, bij een met bijzondere redenen omkleed vonnis, in het licht van uitzonderlijke omstandigheden, bepalen wie de bewijslast draagt wanneer de toepassing van de in de vorige leden opgelegde regels kennelijk onredelijk zou zijn. De rechter kan slechts gebruik maken van deze mogelijkheid wanneer hij alle nuttige onderzoeksmaatregelen heeft bevolen en erover gewaakt heeft dat de partijen meewerken aan de bewijsvoering, zonder op die manier voldoende bewijs te verkrijgen.